Patrice Riemens on Tue, 5 Jul 2016 12:50:49 +0200 (CEST)


[Date Prev] [Date Next] [Thread Prev] [Thread Next] [Date Index] [Thread Index]

[Nettime-nl] Ippolita Collectief: Internet: De democratische Illusie I-05


Ippolita Collectief
Internet: De Democratische Illusie.

Hoofdstuk I
In het tijdperk van de sociale media

................
vervolg van I/04)

Browser, HTML5 en W3C: over normen, overheersing-architectuur en controle methodes.
De browser is het sleutelinstrument geworden in de ontwikkeling van de 
concurrerende bedrijven waar wij het hier over willen hebben. Google 
lanceerde zijn eerste versie van Chrome in 2008. Toen lag het niet voor 
de hand dat web-based diensten dè trend zouden gaan worden. Het 
mega-bedrijf uit Mountain View kon eens te meer laten zien dat het de 
marktleider was [*].
De innovaties by Firefox (de duidelijkste concurrent van Chrome) kunnen 
uit de werkmethodes en de culturele context van open source herleid 
worden. Voor Page en Brin, als goede vertegenwoordigers van het 
Californische turbo-kapitalisme, waren technische nieuwigheden op zich 
alleen niet genoeg - zij gooiden het helemaal op de boeg van de 
snelheid. Dit leidde tot het ontwikkelen van een fenomenaal efficiënte 
Javascript ‘engine’. Want in tegenstelling tot andere web-‘talen’ 
omschrijft JavaScript op nauwkeurige manier de structuur en logica van 
sites en de daar aan hangende applicaties. Hoe efficiënter die ‘engine’ 
is des te sneller gaan de diensten die wij bestellen voor ons aan het 
werk.
Binnen de heel complexe wereld die het Internet is moeten sommige 
elementen op de aller breedst mogelijk inzetbare manier gedeeld en 
rondgedeeld worden. Om communicatie en het communicatievermogen van 
computers onderling mogelijk te maken zijn er altijd gedeelde regels, 
protocollen en alfabeten nodig geweest. En dus werden in de loop der 
tijd steeds meer normen afgesproken. Neem bijvoorbeeld het HTTP 
protocol; die ontstond eind jaren tachtig en maakte webtoegang mogelijk 
aan mens en aan machines. Zonder HTTP was er niet eens een World Wide 
Web geweest. En ondanks al het geroep om innovatie is niemand van plan 
er aan te sleutelen, zelfs de hipste Sillicon Valley nerds niet, zij die 
allemaal de wereld vanaf hun keyboard willen veroveren - en hun 
anarcho-capitalistische bazen, die zo mogelijk nog geschifter dan zij 
zijn, ook niet.
Maar dat geldt niet voor HTML, de onmisbare ‘taal’ van het web waarmee 
de webpagina’s ‘geformuleerd’ worden. Deze is een ware slagveld 
geworden, het toneel van de hevigste clashes om de hegemonie over 
architectuur van de informatica - en een waarbij de winnaars 
uiteindelijk altijd weer worden uitgedaagd door nieuwkomers. De evolutie 
van HTML, alsmede een aantal normen die erop betrekking hebben, wordt 
overzien door het W3C consortium, een internationale organisatie die 
voorstellen en aanbevelingen doet om het web beter te laten 
functioneren. De W3C organisatie draait rond werkgroepen die ‘drafts’ 
opstellen. Een project krijgt pas de status van aanbeveling als het kan 
buigen over twee succesvolle, van elkaar wat code betreft onafhankelijke 
en significante implementaties. Bovendien moeten zulke projecten al 
volop, en naar tevredenheid, draaien en al veel gebruikers tellen.
Nu hangt het steeds meer van Google af of deze of gene specificatie het 
ooit tot norm haalt. Om dit te begrijpen moeten we terug naar de 
browser. Google heeft Chrome ontwikkeld vanuit WebKit, het weergave 
systeem van Safari (Apple’s proprietary browser). Maar Google is ook de 
voornaamste geldschieter van de Mozilla Software Foundation, die, zoals 
wij eerder zagen, de browser Firefox ontwikkeld en onderhoudt, en die 
weer op de Gecko rendering systeem draait. Sinds de Opera browser 
overgegaan is naar WebKit (en vervolgens naar Blink), blijven er alleen 
Gecko/Mozilla en Internet Explorer in staat om met reële innovaties voor 
de dag te komen.
Deze snelle tocht door de coulissen van het web licht slechts een tipje 
op van de sluier van de technische systemen die aan de basis liggen van 
de overheersing informatica. Maar het zou toch voldoende moeten zijn om 
te begrijpen waarom - nu mobiele apparaten en mobiele diensten en data 
alom aanwezig zijn en de sociale media gekte volop regeert - de HTML 
standaarden zo essentieel zijn, in de economische als wel als in de 
politieke zin, voor de informatorische hegemonie op wereldschaal.

Open betekent niet ‘vrij’, en ‘gepubliceerd’ betekent iets anders dan ‘openbaar’
Toen wij onze eerste boeken publiceerden waren er weinigen die net als 
wij ervoor waarschuwden dat alles aan Google toevertrouwen wellicht niet 
zo’n goede idee was. Wij stelden toen al dat elke ‘uitbesteding’ (ook al 
gebeurt zij onbewust) in zich de kiem van onderwerping draagt - 
technologische onderwerping wel te verstaan. Vandaag de dag hoor je 
talloze stemmen die over de sociale media en, meer in het algemeen, over 
’Web 2.0’ niet te spreken zijn. Zij betichten ze met name van een 
aanslag op onze privacy. Het techno-optimisme dat tot dan toe de 
boventoon voerde verflauwt, er worden steeds meer vraagtekens geplaatst 
achter het vermeend revolutionaire karakter ervan. En hoe ’sociaal’ het 
Internet ook moge lijken, diens elite-karakter blijft toch moeilijk weg 
te poetsen. Je moet dan wel blind gelovig zijn om boven zo’n 
contradictie te kunnen overstijgen!
Zo heeft de Newyorkse jeugdonderzoekster danah boyd [geen hoofdletters! 
-PR] aangetoond dat het Facebook project gebaseerd is op de ideologie 
van de radicale transparantie: Facebook nodigt ons namelijk uit om 
_alles_ te publiceren, zonder  voorbehoud. Wij moeten daarbij niet 
vergeten dat Facebook’s eerste externe geldschieter Peter Thiel was, 
mede-oprichter van de ‘PayPal mafia’ en meerderheid-eigenaar van 
Palantir (een software bedrijf dat gespecialiseerd is in de analyse van 
gegevens en de Amerikaanse geheim diensten onder zijn clientèle telt) - 
en vermaard rechts radicale libertarier, van het soort waarbij in 
vergelijking George Bush Sr als ‘gematigd’ overkomt. Er zijn andere 
verwante verschijnselen die nauwkeurig en kritisch onder de loep zijn 
genomen. Door Siva Vaidhyanathan bijvoorbeeld, in zijn onderzoek naar de 
“Google-isering” [1]. Of het boek van Evgeny Morozov “Om de wereld te 
redden, klik hier” [2], die terecht zowel het ‘Internet-centrisme’ als 
het ‘technisch solutionisme’ bekritiseert, beiden het bewijs voor het 
bestaan van een blind geloof in de hoegenaamde onvermijdelijkheid van de 
voortschrijdende “technologische omwenteling’. Ondanks zijn 
wetenschappelijk vernis hebben wij hier te maken met een volstrekt 
ideologisch geïnspireerd geloof die nog steeds maar al te veel privé dan 
wel publieke vertogen doordrenkt. Toch ontbreekt het er desondanks nog 
immer aan een meer algemeen theoretisch onderzoek dat zich zou richten 
op de macht, met name wat Bernard Stiegler de psychosociale macht noemt, 
alsmede op de technocratische uitbesteding - een ander woord voor de 
dagelijkse praktijk van miljoenen gebruikers.
Niet dat er aan voorstellen ontbreekt om de sociale media bubbel te 
doorprikken. Sommige ervan zijn weinig realistisch. Het voorstel om en 
masse ‘Facebook-zelfmoord’ te plegen bijvoorbeeld, of het Diaspora 
project dat niet erg opschiet met het opbouwen van een sociaal netwerk 
dat tegelijkertijd en vrij en afgeschermd is. En dan hebben we nog een 
stortvloed aan petities en aanklachten die gericht zijn op overheden of 
andere instanties die geacht worden het Internet te reguleren. Daarnaast 
heeft Jeff Jarvis, toch iemand met een soliede reputatie als 
techno-enthousiast, de vinger gelegd op wel een heel zere plek, 
namelijk: wat betekent ‘openbaar’ nou precies? Op de zelfde manier als 
het begrip ‘de (bron)code openen’ niet hetzelfde is als ‘de broncode 
vrij maken’, zo betekent het publiceren van een inhoud echt niet het 
zelfde als het publiekelijk beschikbaar stellen. Het tegendeel zelfs! 
Als we Facebook als voorbeeld nemen - en dan niet vergeten te vermelden 
dat de redenering net zo goed opgaat voor Google+ en andere platforms 
die op dezelfde manier functioneren - alles wat erop gepost wordt wordt 
automatisch niet-exclusief eigendom [*] van Facebook. Dat wil zeggen dat 
zulke inhouden verkocht kunnen worden aan derden, zoals nadrukkelijk 
vermeld wordt in de gebruiksvoorwaarden. Algemeen gesteld: alwaar 
gepubliceerd wordt op de Web 2.0 wordt ‘privaat’, dat wil zeggen: 
eigendom van een private onderneming. Elke keer dat wij inloggen, en 
iets gaan sleutelen aan ons profiel of andere aspecten van ons digitale 
‘ik’, werken wij gratis en voor niets voor die onderneming. Dankzij hun 
algoritmen gaan ondernemingen op onze rug geld verdienen en maken zij 
onze ‘digitaal lichaam’ te gelde, bijvoorbeeld door het mogelijk maken 
om steeds scherper afgestemde en indringerige reclame-boodschappen op 
ons af te sturen.
Maar tegenwoordig zijn wij ook met z’n velen die weigeren om mee te 
werken, om mee te doen met de crowdsourcing praktijken van de massa 
sociale media die ons de hele tijd aanzetten om ons profiel aan te 
scherpen zodat het zich van die van anderen kan onderscheiden. Deze 
aanscherpingen zijn geen wezenlijke veranderingen maar een vorm van 
bijwerken, net als bij foto’s. Het zijn kleine wijzigingen binnen reeds 
vastgestelde categorieën (single, getrouwd, relatie, vriend …). Wij 
worden aangemoedigd om ‘vrienden’-groepen te creëren met wie we dezelfde 
clusters aan interesses delen, hetgeen neerkomt op het bijeen harken van 
(uitsluitend) gelijkgestemden. Echter, zoals Lucius T. Outlaw al eerder 
schreef [3], de menselijke diversiteit houdt in dat er beduidende 
verschillen bestaan, die bijvoorbeeld tot uitdrukking komen in een grote 
aantal volksstammen. Deze gedachtengang is evengoed van toepassing op 
door de mensen ontwikkelde technologische instrumenten en systemen: ze 
zijn waardevoller naar mate ze meer verscheidenheid vertonen. Code 
diversiteit is dan even belangrijk als genetische diversiteit - zie dit 
echter niet als een pleidooi voor een rein kwantitatieve aanpak: meer 
betekent niet per definitie beter, net zo min als het bezit van meer 
spullen of meer vrienden betekent dat men meteen ook meer keuze vrijheid 
heeft.

------

[1] Siva Vaidhyanathan The Googlization of Everything
(And Why We Should Worry), University of California Press,  2011

[2] Evgeny Morozov  Om de wereld te redden, klik hier, Uitgeverij De Wereld, Tilburg 2014
[3] Lucius T. Outlaw Jr. On Race and Philosophy, Routledge 1996.

[*] zie: https://www.iprhelpdesk.eu/kb/3189-what-difference-between-exclusive-and-non-exclusive-licence Als ik het goed begrijpt: alles wat je op FB plaatst blijft je eigendom, maar FB mag ermee doen wat het wil, m.n. aan derden verkopen.
______________________________________________________
* Verspreid via nettime-nl. Commercieel gebruik niet
* toegestaan zonder toestemming. <nettime-nl> is een
* open en ongemodereerde mailinglist over net-kritiek.
* Meer info, archief & anderstalige edities:
* http://www.nettime.org/.
* Contact: Menno Grootveld (rabotnik@xs4all.nl).